Brief aan Eli Asser – in HP De Tijd

Op 22 december zou mijn vader 97 jaar geworden zijn. Hij overleed op 25 januari 2019.
Dit schreef ik voor hem in HP De Tijd voor de serie Hemelpoort.

Goede Pa, bijzondere Eli

Hoe is het daarboven?
Even aangenomen dat de Christenen gelijk hebben. Want van jou heb ik geleerd dat de joden geen hemel hebben.
Een paar jaar geleden vertelde je me voor het eerst, je was toen al negentig, dat je na de oorlog op je drieëntwintigste een baantje had op het Centraal Station in Amsterdam. Kleren uitdelen aan mensen die uit de kampen terugkeerden. Dat deed je vooral in de hoop dat op een dag je vader, je moeder of je elfjarige zusje uit de lange rij wachtenden naar je toe zou lopen en je omarmen.
Je bleef wachten, dagen, maanden, jaren. Pas toen je vijfenzestig was, geloofde je niet meer dat het wonder zou geschieden. En toch bleef je verlangen naar de dag dat er aangebeld zou worden en op de stoep een charmante, oude dame zou staan die zei: Eli, ik ben je zusje.
Het enige wat je nog van haar in bezit had was een poëziealbum vol gedichtjes. De meeste versjes zijn door jou ondertekend met Je teerbeminde broeder Elias of broertje. Ik kan me vergissen, maar als ik het volwassen handschrift goed bestudeer, vrees ik dat je pas veel later, toen de oorlog allang voorbij was, de lege bladzijden vol hebt geschreven. Ondanks dat overal ter herinnering 1941, plus tijdstip bij staat. In de gedichtjes van je moeder en, vreemd genoeg, ook van je schoonmoeder, herken ik jouw schrijfstijl.
Wat was je toch een wonderlijke man. Ik heb je nooit kunnen doorgronden.
Over zoiets viel immers niet te praten. Je had zoveel geheimen. Maar het is ook te ingewikkeld als je vijf jaar niet mag bestaan.
Zie je Eefje nu elke dag? Jouw trouwe vriendinnetje, mijn moeder.
In 1945 vond je haar na vele omzwervingen terug en het werd vanaf toen jullie twee tegen de boze wereld.
Je begon te schrijven. Eef luisterde naar jouw teksten. Soms was je Rinus Ragebol en zette een kinderstemmetje op. Dan weer speelde je Juffrouw Kruivendons met haar dameslachje of zat je als de grote held in je stamcafé ‘Het Schaap met de Vijf Poten’.
Mij noemde je altijd Hel. Was ik dat ook voor je? Ik heb je nooit pijn willen doen, juist willen beschermen, maar dat is me helaas niet gelukt.
Ik hoop echt uit het diepst van mijn hart dat je nu je zusje Beppie de gedichtjes kunt voordragen.

In afwachting, je dochter Hella.