Interview in De Morgen, 30 april 2021

door Joanie de Rijke
beeld Rebecca Fertinel

Cabaretier Freek de Jonge: ‘Het mooie aan het lot is de complete willekeur’

Nederlands meest illustere cabaretier Freek de Jonge (76) heeft zopas een nieuwe gedichtenbundel mét cd uit: Niemand ontspringt de dans. Maar ook het podium blijft lonken: ‘Zolang ik kan optreden voor vijftig man en ze geven me de indruk dat ze er nog altijd plezier aan beleven, houd ik er niet mee op.’

©Rebecca Fertinel

“Ik ga jullie drie dingen laten zien”, zegt Frederik Jan Georg de Jonge terwijl hij met lange passen voor ons uitbeent over het bospad naast zijn huis in Muiderberg, een gemeente aan het IJsselmeer. De stilte valt op. Vogels en wind, meer niet. “Normaal worden we geplaagd door de vliegtuigen”, klinkt het sputterend.
Er volgt een opsomming van andere lawaaierige factoren in de omgeving, tot we door een poortje gaan en voor een halfronde muur staan; de echomuur. Bekend om zijn, jawel, echo. Waar die precies vandaan komt, is naar verluidt nog altijd niet geweten maar het zou te maken hebben met grote holle ruimtes onder de grond. Wij moeten ons halverwege de muur positioneren, De Jonge gaat een tiental meters verder op een tegel staan en steekt echoënd van wal, begeleid door uitbundig vogelgetsjirp:

“Ik stond aan de Grand Canyon
En ik keek over de rand
Wat een diepte, wat een kleuren
Dit was meer dan interessant
De natuur die hier gevormd was
Zonder hulp van mensenhand
Gaf mij een gevoel van heimwee
Heimwee naar mijn vaderland
Ik dacht: Hoe is het mogelijk
Wat is er met mij aan de hand
Want wat wil ik als ik terug ben
Snel weer weg uit Nederland
Ik zie mezelf weer in de file
Of naakt aan het volle strand
En nu hier Grand Canyon
Heimwee naar mijn vaderland”

Het nummer komt uit de voorstelling De mars uit 1983 en gaat oorspronkelijk nog een paar coupletten verder. Maar de cabaretier loopt alweer door en vertelt dat hij gisteren het eerste deel van de documentaire Charlatan op Canvas heeft gezien, over Arno Hintjens. “Ik heb Arno altijd een beetje sneu gevonden. Hij doet me soms denken aan de oude André Hazes, nooit helemaal op zijn gemak. Het publiek ziet in Arno alleen de artiest, een soort desolate outcast. Maar in wezen is hij een souschef, dat vond ik zo goed. Intussen stond hij daar, met zijn mondharmonica. Ik vind hem een heel lieve jongen. En het is ontroerend om te zien hoe hij oud wordt.”
Hij wijst op de gebarsten stam van een dode boom tussen het groen: “Hoe mooi. Wij mensen zijn aan huidverzorging gaan doen, maar zo’n boom heeft daar lak aan.”
We komen aan bij plek nummer twee, een roestkleurige stalen poort aan de rand van het bos. “Ik weet niet precies wat de bedoeling ervan is. Blijkbaar mogen we niets ongemoeid laten in de natuur. Aan het eind van het jaar ligt er nog ergens vijfduizend euro in een of ander cultuurpotje en dan moet er blijkbaar een kunstwerk komen op deze plek. Dat ze dan ook nog eens ontsieren met een wanstaltig blauw bordje om aan te geven dat je hier mag wandelen.”
We klimmen de dijk op. Boven kijken we recht op het IJsselmeer, het derde ‘ding’ dat hij ons wil laten zien. In de tijd dat het meer nog de Zuiderzee was, lokte het strand van Muiderberg hordes Amsterdammers. Nu zijn het vooral dorpsbewoners en surfers die er komen uitwaaien.
“Kijk hier, onze held”, roept een vrouw als ze De Jonge ontwaart. “Als het voorbij is straks, komen we weer naar u kijken.” De cabaretier murmelt iets van “dat zou fijn zijn”, en wandelt verder, tegen de wind in.

©Rebecca Fertinel

Koning van de slapstick

De loterij, Freeks jongste voorstelling, werd uitgezonden op 13 maart op NPO2, naar aanleiding van de Nederlandse verkiezingen. De try-outs vonden thuis plaats voor vrienden en collega’s én voor trouwe fans. Telkens kwam er één iemand kijken. Columnist Bert Wagendorp schrijft in de Volkskrant hoe hij als toeschouwer tegenover de komiek zit die het over corona heeft: “Wanneer De Jonge opeens tegen zijn ingebeelde moeder op het balkon van het zorgtehuis begint te schreeuwen dat hij van haar houdt, val ik ook bijna van de bank. Hij is nog altijd de fenomenale koning van de slapstick, zelfs achter zijn bureau.”
Met 76 jaar is het palmares van De Jonge zo uitgebreid dat het aantal conferences, shows en muziekalbums niet meer te tellen is. De cabaretier werd eind jaren 60 bekend met Neerlands Hoop, samen met Bram Vermeulen. In 1979 kwam er een einde aan het duo waarna beiden een succesvolle solocarrière uitbouwden. Vermeulen stierf in 2004 aan een hartstilstand, De Jonge ging ­onverdroten door met het maken van tv-programma’s, ­shows en conferences.
In 2017 voerde hij actie tegen de schade door de aardbevingen in de provincie Groningen, waar hij geboren is. Vorig jaar liet hij zich dan weer van een heel andere kant zien met zijn hoofdrol in de film De vogelwachter, over een vogelwachter dus die moederziel alleen op een afgelegen eiland woont en zijn dagen spendeert met het voeden en tellen van de gevederde populatie.
Intussen voetbalt hij drie keer per week, onder anderen met de intussen 82-jarige ex-profvoetballer Sjaak Swart, ‘Mister Ajax’, en hangt hij dagelijks in de ringen in zijn woonkamer om lenig te blijven. “Sjaak is minder beweeglijk dan ik, maar hij is natuurlijk wel zes jaar ouder. Ik ben benieuwd hoe dat met mij zal zijn als ik 82 ben.”

Poëziepretenties

Als we na de wandeling bij hem thuis arriveren, zien we stapels boeken, uitgestald op de tafel in de woonkamer. Freeks nieuwe dichtbundel annex muziekproject, de aanleiding voor dit interview, is net aangekomen. “Uit Polen”, zegt de man die de bundels op tafel ordent. De meeste van de 19 gedichten in Niemand ontspringt de dans zijn ontstaan in de eerste lockdown, lezen we op de site van verdeler Rubinstein. De teksten zijn op de bijbehorende cd voorgedragen op muziek van Reyer Zwart, een mix van talkin’ blues, hiphop en jazz.
De vrouw van Freek, Hella de Jonge, is vandaag 72 jaar geworden en krijgt juist een cadeau in handen geduwd van een bezoeker. Hella is beeldhouwster en schrijfster. Nadat ze enkele jaren geleden ernstig ziek werd door een hartfalen is ze ook beginnen schilderen, vertelt ze. Haar atelier hangt vol portretten van familieleden. En van haarzelf. De ‘ontzwangerde vrouw’ op het schilderij voor ons gaat over Jork, het zoontje dat ze samen met Freek kreeg en dat overleed toen het drie maanden oud was. Iets verder zien we een portret van kleindochtertje Maggie, dat op 7-jarige leeftijd stierf tijdens een operatie vanwege een hartafwijking. Aan de andere kant staat Hella’s joodse grootmoeder. Zij werd vergast in Auschwitz.
De kunstenares ontwierp jarenlang de decors en kostuums voor haar man. In februari van dit jaar was het koppel vijftig jaar getrouwd.
In zijn werkkamer laat Freek ons fragmenten horen van Niemand ontspringt de dans. Hij omschrijft het zelf als ‘poëziepretenties’: “België en Frankrijk zijn meer landen voor poëzie, wij zijn geen volk van dichters.”
Als het geluid van zijn laptop voor de zoveelste keer uitvalt, leest hij zelf voor:

‘Het was 4 september van het jaar 2 nul nul 4
ik speelde op de Burgwal van de klovenier
van een tv-serie van 17 werd dit de eerste show
die zou worden uitgezonden door de VPRO
mijn loopbaan liep op rolletjes
zoals beloofd in mijn horoscoop
toen ik begon met Bram Vermeulen
aan het duo Neerlands Hoop
wij waanden ons de besten
wij werden samen groot
zes uur piepte mijn mobieltje
en ik las Bram is dood’

“Een paar weken na Bram overleed André Hazes, daarna was er de moord op Theo van Gogh (programmamaker en presentator, red.) en ten slotte stierf Gerrie Knetemann (bekende Nederlandse coureur, red.), allemaal in de laatste maanden van 2004. Ze worden alle vier in dit lied gevat. Het is gebaseerd op een nummer van Bob Dylan, over de moord op Kennedy. Ik zocht naar een vergelijkbaar moment in Nederland.”

Volgens de uitgever omvatten de gedichten de huidige tijdgeest.
“Zoiets, ja. Je krijgt een overzicht van de tijdgeest als je afstand kan nemen. Dat is het voordeel van leeftijd, je kunt meer afstand nemen. Verder heeft die leeftijd geen voordelen, want het oordeel van een oudere is voor de jongeren op dit moment geen leidraad meer.”

Voor sommigen, niet voor allemaal.
“Nu ja, je hebt toch steeds meer het gevoel dat je voor blinde muren staat te praten.”

Waarom wilt u dit boek dan nog uitbrengen?
“In eerste instantie uit nieuwsgierigheid. Naar wat je kunt maken. Iets dat een wortel heeft in de samenleving en in de cultuur. Ik vind het fantastisch dat ik die plaats veroverd heb, dat ik die zo lang heb kunnen en mogen behouden.”

©Rebecca Fertinel

In zijn zesde verkiezingsconference van afgelopen maart komen ook fragmenten aan bod uit Asociale afstand, de ‘coronashow’ waarmee hij vorige zomer optrad in theater Carré in Amsterdam. Zo vertelt de komiek dat hij tijdens de eerste lockdown het applaus zo hard mist dat hij op een avond naar de Bijlmer trekt waar iedere avond luid wordt geklapt voor het zorgpersoneel. Plots verschijnt De Jonge ten tonele om met diepe buigingen het applaus dankbaar in ontvangst te nemen. “Op weg naar huis voelde ik me heel erg beschaamd. Tenminste, dat is het verhaal dat ik ervan gemaakt heb.”

Mist u het applaus ook echt?
“Nee, niet het applaus. Je mist de gezamenlijke concentratie en de flow die ontstaat tussen de zaal en jou. Een zaal die je heel veel aanreikt; de timing en soms ook de grappen en de improvisaties. Maar dat is dus weg. Je kunt wel iets ­opschrijven, zoals ik heb gedaan voor de try-outs. Maar op zeker moment sta je voor een publiek en moet je die tekst loslaten. Dat was bij de laatste show niet het geval. Het is een soort metafoor voor het isolement waarin je terechtkomt. Omdat je je leven niet meer met anderen kan delen, verandert het in een monoloog die dreigt te verzanden in treurigheid en depressie, als je niet over voldoende humor en vooruitzichten beschikt. Het is juist dat samenzijn wat ons tot mensen maakt.”

Vorige zomer heeft u in Carré opgetreden voor 100 man. Hoe was dat?
“Het eerste optreden was voor 100 mensen, daarna was het nog maar voor 35. Er is geen verschil, of het nu 1.000 mensen zijn of 35. Je moet als artiest niet bezig zijn met het aantal stoelen. Het enige dat telt is dat je honderd procent geconcentreerd bent. Zijn die drie toeschouwers dat ook, dan kan er niets misgaan.”

Staat u straks, als de pandemie voorbij is, tegenover een ander publiek?
“Ik denk dat we snel weer op het oude niveau zullen staan, want we hebben niks geleerd van corona. Doe je dat wel, dan word je al snel weggezet als moralist. Je mag ook niet zeggen dat God ons corona heeft gebracht, zoals in fundamentalistische kringen gebeurt. Want ook dat houdt in dat je het gebeuren als een les beschouwt. Nu, ik ben daar min of meer mee opgevoed: wat er gebeurt, is je tot les.
“Eigenlijk heb ik altijd zo geleefd. Als ik op vakantie een auto met een deuk langs de kant van de weg zie staan, is dat een appel aan mijn verstand om goed op te letten achter het stuur en geen ongelukken te maken. Maar je kunt ook meer onbezonnen leven, als je vindt dat daar meer vrijheid in zit. Dat is waar we naar gestreefd hebben, die optimale vrijheid. Alleen gaat die vrijheid nu alleen maar over wanneer de ­terrassen opengaan en wanneer we weer op reis kunnen. Ik vind dat vooral schaamteloos tegenover de mensen die ­helemaal niets hebben, die elke dag moeten scharrelen om aan hun eten te komen.
“Het lot, een kracht buiten ons die bepaalt hoe het gaat, is iets waar we ons moeilijk bij kunnen neerleggen. De laatste natuurramp was de overstroming in Zeeland in 1953. Daarna was elke calamiteit de schuld van de overheid. Er moet altijd een schuldige worden gevonden. Zo is het ook bij corona. De minister van Gezondheidszorg is de sigaar – alles wat coronagewijs misgaat, wordt in zijn schoenen geschoven.
“Maar het mooie aan het lot is dat het niet aan een ­algoritme voldoet. Het is volkomen willekeurig, we kunnen er geen vat op krijgen. De ene wint de staatsloterij met 40 miljoen, de ander verliest zijn driejarig kind dat van de weg wordt gereden. Dat is allemaal het lot en het overkomt iedereen, er is geen peil op te trekken. Aan de ene kant is het wreed en genadeloos, aan de andere kant is het een grote genade dat we er geen vat op krijgen. Als iemand zich meester zou kunnen maken over het lot, dan is het helemaal gebeurd met de mensen.”

Hoe ging u om met de machteloosheid het afgelopen jaar?
“In die zin is creativiteit en jezelf kunnen bezighouden het allerhoogste goed. Het maakt dat je de machteloosheid kan buitensluiten. Ik ben bezig aan een autobiografische serie en schrijf momenteel een boek over mijn vader. Nu weet ik helemaal niet zo veel over hem en over zijn jeugd, maar daar kan ik met mijn fantasie en ervaring wel iets van maken. En dan kom ik weer bij de nieuwsgierigheid en verwondering over hoe zo’n boek ontstaat. Dat maakt me heel erg gelukkig.”

Frustreert het dan niet dat u niet kan optreden? Alex Agnew zei in Humo dat comedy een uitlaatklep voor hem is. Nu hij niet op een podium kan staan, komt de stoom uit zijn oren. Is dat herkenbaar?
“Nee. Maar dat heeft er ook mee te maken dat ik voorbij de sturm-und-drang ben. Hadden we dit in de tijd van Neerlands Hoop meegemaakt, dan was er waarschijnlijk ook stoom uit onze oren gekomen. Maar nu niet meer, er komt hooguit nog kringelende rook uit.”

©Rebecca Fertinel

Hoe ziet u de rol van een komiek in deze tijden?
“Op vlak van entertainment en comedy wordt een brede weg bewandeld voor een over het algemeen keurig middenstandspubliek. Of je daar nog iets mee bereikt of nog een boodschap kan overbrengen? Ik in elk geval niet meer. Als ik zie hoe we met onze hebzucht deze planeet aan een razende snelheid naar de kloten helpen, dan denk ik: moet ik er nog wat van zeggen? Er is zoveel commentaar op de sociale media.<image005.jpg>‘Een artiest moet niet bezig zijn met het aantal stoelen. Het enige dat telt is dat je honderd procent geconcentreerd bent. Zijn die drie toeschouwers dat ook, dan kan er niets misgaan.’ 
“Kijk naar dat meisje, Greta Thunberg. Ik vind het ongelofelijk hoe zij is behandeld. Het maakt duidelijk hoe mensen in hun eigen werkelijkheid gevangen zitten en intussen maar roepen over vrijheid van meningsuiting. Terwijl ze niets anders doen dan een ander de mond proberen te snoeren. Persoonlijk vind ik het meest gevaarlijke aan die sociale media dat je erdoor afstompt. Zo’n Greta Thunberg moet een olifantenhuid kweken om met al die meningen om te gaan. Dat betekent dat je aan een zeventienjarig meisje vraagt dat ze niet meer open en vol verwachtingen leeft, maar dat ze zich moet behoeden voor de wereld.
“Vaak nemen mensen aan dat ik het me op mijn leeftijd allemaal niet meer aantrek als er iets lelijks over me wordt gezegd. Maar dat is niet zo, het doet me pijn.”

U bedoelt de kritiek op uw leeftijd? Dat u maar beter met pensioen kan gaan?
“Ja. Al zie ik wel in dat die kritiek meer met de ander heeft te maken dan met mij. Maar dan denk ik: waar komt dat nou vandaan? Wat voor maatschappelijke functie bekleden deze mensen op het moment dat ze het over míjn pensioen ­hebben? Hebben ze zelf geen vooruitzichten in hun leven? Ze hoeven zich geen zorgen te maken over mijn dood. Dat gaat allemaal vanzelf.
“Gisteren kreeg ik een mail van iemand die naar een interview met mij had gekeken. ‘Maar na eenenvijftig seconden wist ik het al’, schreef hij. Dan kijk je beter niet, dacht ik. Intussen vraag ik me af waarom iemand zoiets zegt. Misschien zien ze me als een bedreiging of als iemand die goed in zijn vel zit, of rijk is. Dus moet je aangevallen ­worden. Maak in plaats daarvan iets van je eigen leven, denk ik dan. Laat mij zitten, ik wek alleen maar nare gevoelens in je op.”

Intussen gaat u maar door met schrijven en publiceren, u weet niet van ophouden. Waar komt die drang vandaan?
“Ik zie het als genade. Maar we hebben ook een paar teleurstellingen gehad. Zoals de film De vogelwachter. Die heeft maar drie weken gedraaid, toen hield het op. Door corona.
“Maar met de autobiografische reeks ben ik nog wel even bezig. Het wordt er een van zeven delen. Het tweede deel is af, nu ben ik bezig aan deel een, van 1900 tot 1950. Daarna volgt de periode over mijn Zeeuwse jaren, van 1962 tot 1965, toen ik in Goes woonde. Deel vier gaat over het overlijden van mijn vader, daarna komen Hella en Bram in mijn leven, vervolgens gaat het over Neerlands Hoop, enzovoort. Ik kan er nog wel een nieuwe coronacrisis mee overleven. En optredens, ja, ik blijf hopen dat ik met de muziek weer het theater in kan.”

U zegt net dat u op vlak van entertainment geen boodschap meer te brengen heeft.
“Zolang ik kan optreden voor vijftig of honderd man en ze geven me de indruk dat ze er nog altijd plezier aan beleven, zie ik geen reden om ermee op te houden. Er zijn drie belangrijke dingen in het leven waarop ik me baseer: ­vertrouwen, discipline en concentratie. Vertrouwen is ­hetzelfde als zelfvertrouwen; het gevoel dat je er mag zijn. Dat je jezelf goedkeurt en daardoor ook de ander. Veel ­mensen hebben dat niet en veroorzaken spanning. Het basisvertrouwen dat ik kreeg toen ik klein was, is nooit beschaamd. Ik heb geen grote wonden opgelopen, ik ben niet gepest. Terwijl ik het zoontje van de dominee was, een brilletje had en er best hulpeloos uitzag. Maar ik heb dat nooit als handicap ervaren.
“Toen ik Hella ontmoette, had ze nul procent vertrouwen. Haar ouders waren gebroken uit de oorlog gekomen, hun hele familie is vergast. Die ouders konden niet tegen hun kind zeggen: je mag er zijn. Want ze wisten: je mag er níét zijn. Dat is ons huwelijk geweest, ons samengaan, dat vinden van het vertrouwen. Maar het heeft lang geduurd.”

U bent vijftig jaar getrouwd dit jaar.
“Ja. En van die vijftig hebben we het zo’n vijftien tot twintig jaar zwaar gehad. We hebben een kind verloren en nog niet zo lang geleden ook een kleinkind.
“Maar om terug te komen op mijn verhaal: het tweede belangrijke is discipline. Zodat je jezelf kan beperken en het nut ervan begrijpt. In wezen is discipline niet wat een ander zegt dat je moet doen, maar dat je baas bent over jezelf.”

Wat bedoelt u met jezelf beperken?
“We zitten bijvoorbeeld in een tijd dat het niet meer ­verstandig is om een heel grote biefstuk te eten. Dat is de beperking van het vlees. Dus word je vegetariër. En ik wil de koe niet langer belasten, dus drink ik havermelk. Zo zijn er allerlei grote en kleine beperkingen.”

Wat is het derde belangrijke?
“Concentratie. Pas als je voldoende vertrouwen hebt en ­discipline kan opbrengen, kun je jezelf concentreren. Als je je echt concentreert, zet je alle ballast buiten en kom je bij je talent. Vervolgens kom je in contact met het onbenoembare, de creativiteit.”

Hoe houdt u die concentratie scherp?
“Het is een van die fenomenen in het leven waar je aan moet werken. Maar het doet soms pijn. Je hebt het beroemde writer’s block. Sommigen raken in paniek bij de gedachte dat er misschien een dag komt waarop ze beseffen dat ze niet meer op hun oude niveau zitten en er niet meer zullen raken. Dat kan met leeftijd te maken hebben, ik weet het niet.”

Heeft u er last van?
“Nee, ik ben er nooit bang voor geweest. Dat heeft met dat vertrouwen te maken. Toen ik met Bram begon en we een nieuw programma moesten maken, had ik geen idee wat we zouden doen. Ik ging met hem mee, we hadden een paar liedjes ingestudeerd en dan begon ik gewoon te praten en werd het altijd wel wat.”

Ik stop liever te laat dan te vroeg, zei u onlangs in de Volkskrant.
“Dan kom ik weer terug op die nieuwsgierigheid. Die blijft mijn grootste drijfveer. Terugschakelen naar het tienjarig jongetje dat heel graag aandacht wil en aanvankelijk ­moppen vertelt die hij uit tijdschriften haalt, maar er stilaan achter komt dat je het zelf moet doen. In de nieuwe ­dichtbundel zitten dingen waar ik heel tevreden over ben. Het liedje over mijn moeder, bijvoorbeeld. Dat roept haar voor mij op.”

Wat voor een vrouw was ze?
“Een zorgzame vrouw, klassiek en ouderwets. Toen haar kinderen het huis uit waren en haar man dood was, bleef er weinig voor haar over. Maar ze heeft nog vijftig jaar geleefd. Ze had niet echt de lust om iets te leren. In die zin was ze tragisch. Ze vulde mijn vader goed aan. Maar hij had wel iets meer aan haar emancipatie mogen doen. Hij liet zich haar zorgende rol als een surfer op een golf welgevallen.”
Hij vertelt over hoe hij zijn moeder altijd aan het lachen kon maken. En leest opnieuw voor:

… nu mijn moeder er niet meer is
en ik aan haar moet denken
bijvoorbeeld waar ze is
weet ik niet waar ik kijken moet
niemand ontspringt de dans
niemand
dus dans.

Niemand ontspringt de dans, uitgegeven in eigen beheer, verkrijgbaar via https://freekdejonge.nl/winkel/