Over de vrouw en het hart
Ja, je hebt maar één hart; maar er zijn meerdere mensen aan wie je een voorbeeld kunt nemen als dat ene hart ziek wordt, schrijft Hella de Jonge. Komende week verschijnt haar boek Hartschade.
Hella de Jonge
13 april 2018, 15:01
Hella de Jonge; Hartschade. Vanaf 17 april in de winkel. Atlas Contact; 304 pagina’s; € 19,99.
De afgelopen maand zijn ons twee dierbare vriendinnen ontvallen. Eerst verliet Mies, een indrukwekkende persoonlijkheid, de liefste moeder en oma, met een korte zucht het leven. Haar lichaam was op. Zij was bijna 90. Tot op de laatste dag kon ze je betoveren met haar sprankelende geest vol optimistische vrolijkheid. Een voorbeeld voor iedere bejaarde hoe met de dagen te spelen.
Twee weken later overleed Diana. Een prachtige, intelligente vrouw. 62. Zij was getroffen door een hersentumor. Tergend langzaam schoof ze uit de wereld weg. Haar begrafenis had ze tot in de puntjes voorbereid.
Ze verloochende haar Armeense afkomst niet. De betoverende zang van een vijftal vrouwen, de in het Armeens gereciteerde Bijbelteksten en gebeden en de geur van wierook brachten me in een roes. Net of haar geest voor mijn ogen naar de hemel opsteeg.
Na afloop van de kerkdienst liepen we langs de kist. Met mijn vingertoppen raakte ik de met rozen bedekte deksel aan. Een lichte siddering trok door mijn lijf.
In Nederlandse stijl konden we een kopje koffie met cake in een zijvertrek nuttigen. Opeens schalde door de kerk een hartverscheurend ‘Mama, mama!’ Iemand had zich op de grond voor de kist gestort. De intensiteit van de wanhoop herkende ik. Drie jaar geleden kreeg ik te horen dat mijn kleindochter niet meer te redden was.
Toen de verbinding verbroken was, ben ik ook als een krankzinnige gaan krijsen. Zo hard dat alles in mijn lichaam zich aanspande. Ik liet me in mijn wanhoop vallen en sloeg met mijn kop tegen de houten paal in de kamer. Ik riep steeds: ‘Mama. Mama.’ Tot ik schor werd. Ik wilde mijn mama.
(uit: Hartschade)
De schreeuwende vrouw bleek Diana’s Ghanese hulp te zijn. Nadat omstanders haar overeind hadden geholpen en hadden getroost, keerde de stilte weer in de kerk.
Tijdens de condoleanceontvangst liep ik op Diana’s zoon af en pakte zijn handen. Hij torende hoog boven mij uit, terwijl zijn mama kleiner was dan ikzelf. Ik betuigde mijn medeleven en zei dat het zo zonde was dat zijn moeders eruditie met haar verloren zou gaan. Met zachte, donkere ogen keek hij mij doordringend aan: ‘Helemaal niet, mama heeft haar inzicht op mij overgedragen. Nu is het aan mij te zorgen die kennis levend te houden en uit te dragen.’
Ik was onder de indruk dat een jongeman van 27 jaar zulke wijze woorden kon spreken. Niet eerder had ik het zo bekeken. Opeens werd het leven lichter.
Van Mies zal mij altijd bijblijven hoe ze op haar knieën met haar kleinkinderen aan het tekenen was. Door haar begreep ik wat oma-zijn inhield.
Zelf heb ik geen oma gekend. Mijn ouders wilden geen grootouders zijn. Hun familiegevoel was door de oorlog verwoest. Zij hebben de geest van de doden, die hen door het leven kon gidsen, moeten missen.
Voerde ik al die moeizame gesprekken met mijn vader in de hoop van hem nog iets van die geest mee te krijgen?
‘Ben je aan het schrijven?’
‘Ja, dat probeer ik.’
‘Waar schrijf je over?’
‘Over de vrouw en het hart.’
‘De rouw en het hart?’
‘Is ook mooi, maar ik zei: de vrouw en het hart.’
‘Ik ben zo doof als een kwartel. Zei je: recht uit het hart?’
‘Je hebt me best verstaan, volgens mij zit je me te dollen.’ Nog nadrukkelijker herhaalde ik: ‘De vrouw en het hart.’
‘Het hart in de letterlijke zin van het woord?’
‘Ze beginnen er nu pas achter te komen dat het hart van de vrouw bij klachten heel andere signalen afgeeft.’
‘Heb jij iets aan je hart?’
(uit: Hartschade)
Van mijn kleindochter Maggie, die slechts 7 jaar mocht worden, onthoud ik de levenslust en dapperheid. Aan haar ontleen ik de kracht om door te zetten als ik mezelf dreig te verliezen in pijn en pillen.
‘Kleedt u zich maar snel aan.’ De laborante trok het gordijn langs de rail tot een pashokje. Het was of de band om mijn borstkas strakker aangetrokken werd.
‘Loopt u maar gauw met me mee.’ Ze pakte me bij mijn schouder. ‘We gaan naar boven.’
Ik liet me leiden.
‘Kan ik even mijn man bellen dat ik iets later ben?’
‘Daar hebben we geen tijd voor.’
‘Wat is er dan?’
‘We gaan naar de hartafdeling’,meldde ze kortaf. Mijn hand zocht mijn parkeerkaart en sleutels.
‘Sorry, heb ik zelf ook nog iets te zeggen?’ vroeg ik beduusd. Het drukkende gevoel op mijn borst nam toe. Ik probeerde haar hand van mijn schouder te schudden. ‘U kunt me de uitslag toch mailen? Ik heb een afspraak. Ik moet weg.’
De laborante verstevigde haar greep en zei met de nodige klem: ‘U heeft maar één hart.’
De ernst van de zaak wilde niet tot me doordringen. Terwijl ze me de lift in duwde, stelde ze autoritair: ‘Nu heeft u even niets meer te zeggen!’
(uit: Hartschade)