VN column 8 december 2017 – Johnny Hallyday

Opeens had ieder land zijn eigen Elvis. Duitsland had Peter Kraus, Italië  Adriano Celentano, Engeland Tommy Steele, Nederland Rob de Nijs België Will Tura  en Frankrijk Johnny Hallyday natuurlijk.

Van al die imitatoren eigenlijk alleen is Johnny tot het bittere einde in zichzelf blijven geloven als Elvis.

Hij verpersoonlijkte de Franse Rock and Roll die nooit voorbij erg goed nadoen is gekomen. Je zou in Hallyday’s geval zelfs kunnen zeggen in beter nadoen.

Ik heb Johnny twee keer zien optreden. De eerste keer in Bercy waar hij er niet voor terugschrok ruim 10 000 man vijf kwartier te laten wachten. Een publiek dat toen al, eind jaren tachtig, drie generaties omvatte. Men morde niet. Integendeel.

De tweede keer in Paradiso ter voorbereiding op een late poging de Angelsaksische markt te veroveren.

Hij had een leren kostuum aan met vest. Na twee liedjes gutste het zweet tappelings langs zijn wangen. Inmiddels deed hij zichzelf na.

Een aardige anekdote betreft een repetitieperiode in een Parijse nachtclub. De bedrijfsleider had al de eerste dag vrij nadrukkelijk gevraagd of het iets zachter kon. De buren klaagden. Toen hij er de volgende middag weer over begon, werd hij door Johnny, die ’s morgens de nachtclub had gekocht, op staande voet ontslagen.