De Illusionist

Twee broers. Ze zijn heel hecht. Het lijkt wel een tweeling. Ze wonen met hun ouders en opa in een molen in de polder. De ene wordt niet gehinderd door zijn verstandelijke beperkingen. Zijn goedbedoelende vader en bemoeizuchtige moeder zullen voor hem blijven zorgen zoals ze nu doen voor hun opa, ook al is er in zijn geval een extra reden: de bankbiljetten waar hij (ook letterlijk) bovenop zit. Deze jongen is de argeloze.
Maar dan die andere. Hij is zeer ambitieus. Als hij in het dorpshuis een goochelaar en zijn assistente ziet optreden, is hij niet meer te stoppen. Hij moet naar de grote stad om als illusionist furore te maken, het liefst met de assistente van de goochelaar aan zijn zijde en in zijn bed.
De argeloze voelt dat hij zijn ambitieuze broer gaat verliezen, wil hem behoeden en tracht hem te wurgen. Zijn moeder laat hem opnemen in een inrichting. Als de vader zich realiseert dat hij zijn beide jongens is kwijtgeraakt, pleegt hij zelfmoord. Van zijn zorgenkind zal hij niet veel verwacht hebben, maar wel van zijn andere zoon, zijn opvolger. Door zijn vertrek trekt die de grond weg onder het veilige bestaan van het arme molenaarsgezin, afhankelijk van het draaien van de eigen molen. Vanaf dat moment waakt de moeder (al dan niet met het oudje in zijn rolstoel aan haar zijde) van afstand over haar beide zonen, van wie ze de ene heeft geofferd om de ander te laten slagen.
Overigens blijft de vraag of de ambitieuze broer het nu allemaal echt meemaakt wat we zien, want de makers laten fantasie en werkelijkheid, droom en illusie vanaf het eerste moment een geraffineerd spel spelen. Immers, in het begin van de film kijkt de ambitieuze broer een kleedkamer binnen. Daar ziet hij zichzelf zitten, maar dan als goochelaar vlak voor een optreden in een uitverkochte tent voor een laaiend enthousiast publiek. En zijn broer is daar ook…

Het thema van de film is het verliezen van de onschuld. In 1969 schrijven Freek de Jonge en Bram Vermeulen de musical De dag dat de onschuld doodging. Die vormt zes jaar later de basis voor Een kannibaal als jij en ik, geregisseerd door Eddy Habbema en met onder anderen Willem Nijholt, Corrie van Gorp en Bill van Dijk in de hoofdrollen. Een jong stamhoofd komt in aanraking met de westerse beschaving en… kan niet meer terug.
Ook in De Illusionist komt de broer met beperkingen tot dat inzicht: nu zijn verstandige broer eenmaal aan dat andere leven geroken heeft… Hem op andere gedachten brengen zal niet meer lukken. Daarom probeert hij hem dus te wurgen.
Om die reden wordt hij in een psychiatrische inrichting gestopt. Zo eentje waar ze nog kiezen voor lobotomie: een hersenoperatie die vele jaren zeer populair is in de psychiatrie omdat die patiënten letterlijk en figuurlijk ontzenuwt van ongewenste prikkels. Op hun voorhoofden zie je littekens lopen. Na veel omwegen vol symboliek, waarin de ambitieuze broer zich steeds weer tracht te verenigen met zijn argeloze broer, komen ze weer bij elkaar. Te laat, want het litteken is er al. Of toch niet. De ambitieuze broer is gewond en de wond van de ander blijkt slechts gegrimeerd.
En dan zijn we terug in die kleedkamer van het begin. Daar keren de rollen van dader en slachtoffer – wurger en gewurgde – zich om…
Freek de Jonge (Skoop, oktober 1983): ‘Waar de film in wezen over gaat, is dat mijn broer – zeg maar mijn alter ego – mij uiteindelijk van een heel simpel feitje overtuigt: dat je, als je je naïviteit, je onschuld kwijt bent, reddeloos verloren bent. Dan kan je nooit meer ongekwetst verder – dan zal je nooit meer terugvinden…’

De beelden van het uitgestrekte Nederlandse polderlandschap en wat er zich binnen die beschermde dorpscultuur afspeelt onder de boerse bevolking (gestoken in 250 kostuums die Hella de Jonge ontwierp!) zijn bijzonder suggestief. Grappig, angstig, ontroerend en soms zelfs hartverscheurend. En één keer zeer onverwachts. Achter op de bus die de afstand tussen het dorpse en stadse leven letterlijk en figuurlijk overbrugt, lezen we het nummerbord GEN 4: 9-13. Het boek Genesis dus. En wat staat er in die bijbeltekst: Maar ben ik dan de hoeder van mijn broeder?
Het is goed mogelijk er niet méér in te lezen dan wat duidt op de verhouding tussen die twee broers als zijn ze Kaïn en Abel met een moeder die offert vanuit vragen als: moet de ambitieuze zich wegcijferen voor de argeloze en waarom zou de argeloze de ambitieuze moeten behoeden? Maar het zijn de jaren waarin de theatermaker Freek de Jonge zich realiseert dat het publiek dat hem nu op handen draagt hem niet meer zal willen verstaan. Hij voelt zich te vaak onbegrepen en dat is ook de reden waarom hij zich meer en meer van zijn publiek distantieert. De liefde voor film groeit, want dat biedt hem de mogelijkheid los te komen van het directe contact met het publiek. Ook daarom zien we de verwijzing naar die bijbeltekst op een bus die we zien wegrijden van dorp naar stad, van schouwburg naar filmzaal…

COULISSEN

Freek de Jonge heeft in 1971 een bijrol in de film Mira van regisseur Fons Rademakers, naar het boek van Stijn Streuvels en het scenario van Hugo Claus.

In 1976 is een hoofdrol voor hem weggelegd in Alle dagen feest, een film rond vier boeken van Remco Campert. Freek de Jonge ziet ervan af, omdat hij voorrang geeft aan Neerlands Hoop. De rol van dichter Wessel Franken zal vertolkt worden door Peter Faber.

Orlow Seunke (die de doofstomme broer speelt in De Komiek) heeft een documentaire gemaakt over de afscheidstournee van Neerlands Hoop. Samen willen zij zich zetten aan de film De smaak van water, waarin Freek de Jonge de hoofdrol zal spelen.
Freek de Jonge: ‘Na De Komiek ga ik (…) een film maken met Orlow Seunke. Het wordt de verfilming van een boek van de Hongaarse schrijver Konräd. Dirk Ayelt Kooiman schrijft het scenario. De film gaat heten: De smaak van water. Ik speel daarin een ambtenaar die sociaal werk verricht en ten slotte verzeild raakt in een affaire die hij behandelt.’ (Vrij Nederland, 26 januari 1980)
Maar… door artistieke en zakelijke meningsverschillen verbreken Seunke en De Jonge de samenwerking. Acteur Gerard Thoolen (de vader in De Illusionist) speelt de hoofdrol in De smaak van water.

De samenwerking met Jos Stelling ontstaat al in 1980 tijdens het spelen van De Komiek.
Freek de Jonge: ‘Jos Stelling schreef me een brief dat hij een film met me wilde maken. Ik dacht erover na en kreeg een idee dat ik eerst op het toneel wilde uitproberen. (…) Dat werd De Tragiek. Dat was najaar ’80. Daar hebben we toen in tweewekelijkse sessies lang over gepraat en dat resulteerde in proefopnamen in Friesland in de zomer van ’81.’ (Skoop, oktober 1983)

Freek de Jonge: ‘We hadden er allebei een flinke kater van. We hadden er helemaal niet goed over nagedacht. Het was echt twee-jonge-honden-werk. Absoluut geen sfeer. We hadden allerlei noodsprongen gemaakt. De ene keer zou ik als volwassene met een klein kind werken en dan zouden die twee kleine kinderen weer samen zijn. Tijdens de vakantie kreeg ik het idee: of we moeten een breuk maken in ons idee of we moeten het niet doen.’ (HP, 10 september 1983)

Aanvankelijk is de goochelaar een theatermaker en de voorstelling speelt zich dan ook nog voor zestig procent in het theater af. Als blijkt dat de beelden voor zichzelf spreken en de geschreven teksten steeds minder functie krijgen, stelt Freek de Jonge de functie van de tekst ter discussie.
Freek de Jonge: ‘Ik voelde me nogal ongelukkig om midden in een polderlandschap opeens te gaan praten. Ik werd daar heel erg door geremd. Ik had ook het gevoel dat je begon te praten omdat je eigenlijk niet wist wat je wilde verbeelden. Ik was toen op m’n vakantie dat boek met gesprekken van Truffaut met Hitchcock aan het lezen. En Hitchcock raadde daarin iedere jonge filmer aan om te beginnen met een script op te bouwen dat volkomen zonder dialoog was, om je verhaal in beelden te leren vertellen. Nou, dat vond ik natuurlijk een fantastische suggestie. Ik dacht: daar beginnen we dan mee. Mocht het noodzakelijk zijn, dan kunnen we er later altijd nog met een monoloog of zo overheen komen. Maar dat moment hebben we steeds kunnen uitstellen.’ (Skoop, 23 oktober 1983)

Freek de Jonge kiest niet Orlow Seunke, die in De Komiek zijn broer met beperkingen speelt, maar Jim van der Woude als zijn tegenspeler. Niet omdat de samenwerking met Orlow Seunke inmiddels verbroken is, maar omdat hij Van der Woude als de ideale acteur voor deze rol beschouwt. Freek de Jonge heeft Van der Woude in juni 1981 leren kennen tijdens het Holland Festival. Met hem wordt in mei 1982 vijf weken gedraaid en later nog eens vier weken. Voor alle dialogen zijn inmiddels visuele oplossingen bedacht.
Vanaf dan beperkt Freek de Jonge zich tot de lijn van het verhaal en Jos Stelling is verantwoordelijk voor de filmische invulling daarvan.

Het gebrek aan ervaring breekt de filmproductie nog bijna op. Freek de Jonge: ‘Het werken zonder script, met in feite twee regisseurs zal de efficiëntie ook niet erg bevorderd hebben. (…) Omdat we soms niet wisten hoe het precies zou gaan, was het moeilijk afspraken maken. Voor de crew is dat ontzettend verwarrend geweest. Die begrepen er soms geen flikker van. Want dan reed ik ’s morgens met m’n autootje naar de set en dacht: we kunnen het misschien toch beter zó doen. Op de set stond dan alles al klaar en Jos moest dat dan weer uitleggen aan mensen die al vier uur aan het opbouwen waren. Die hadden dan iets van: godverdegodver en kwamen weer bij mij klagen: hoe zit dat? Het was een rijstebrijberg. (…) Ja, het is verschrikkelijk werk. Echt onvoorstelbaar. Ik heb ook nog nooit zo geleden als tijdens deze film… De volstrekte ontreddering die je krijgt halverwege een draaidag – dat je denkt: dit gaat mis, dit wordt absoluut niks… Totaal geen vat op wat er gaande is en op de organisatie. Dan sta je ergens 7 uur ’s ochtends in een wei, handenwrijvend. Zo van: ha, draaien! En dat er dan om 12 uur ’s middags nog niets gebeurd is… Daar word je echt radeloos van…’ (Skoop, oktober 1983)

Ook is er nog tegenslag omdat alles gedraaid wordt met één cameraman en er artistieke meningsverschillen ontstaan tussen De Jonge en Stelling en cameraman Marc Felperlaan. Die wordt vervangen door Theo van de Sande.

Zijn voorbeelden voor deze film: ‘Het bijzondere is dat hij niet geplaatst kan worden in de rijke filmgeschiedenis. Hij bouwt naar mijn indruk wel voort op een traditie van Chaplin en Tati. Het sentimentele van Chaplin en een beetje het maatschappij-kritische van Tati. (…) Het is de kracht van Chaplin of Tati dat je je met de hoofdpersoon kan identificeren. Je zit in die man en komt met hem in die situatie terecht. Dat is in mijn film ook de bedoeling. In de film neem ik geen initiatieven, alles overkomt mij. Ik kom ergens terecht en raak verzeild in een situatie.’ (Skoop, oktober 1983)
Distributeur Tuschinski is erg enthousiast over de eerste montage, ziet er een grote familiekomedie in en wil die groot uitbrengen. Maar als vervolgens de filmmuziek van Willem Breuker erbij komt, verandert De Illusionist van een luchtige komedie in een zware tragedie. Er volgt een nieuwe montage, waarbij de keus wordt gemaakt het eerste half uur komisch te houden en pas daarna het drama toe te laten slaan. Daarmee is ook voor Tuschinski duidelijk dat de film voor een klein publiek is gemaakt en niet voor de massa.

De filmmuziek die Willem Breuker componeert, zal Veronica jarenlang gebruiken voor haar zomertour Veronica komt naar je toe deze zomer!

De film wordt met 1,2 miljoen gulden gefinancierd door het Productiefonds, dat het natuurlijk bezwaarlijk vindt dat er geen script is.
Freek de Jonge: ‘Ik had het graag zelf gefinancierd en ik hoop er nooit meer te hoeven aankloppen, maar ik vond het niet onredelijk dat voor een eerste keer wél te doen. (…) We hebben natuurlijk ook wel wat ingeleverd. En op grond daarvan hadden ze ook gerede bezwaren. We zijn het toen persoonlijk komen uitleggen. Een merkwaardige sessie. Ik vond dat op een bepaalde manier ook wel vernederend. Als je tien jaar in de Nederlandse showbusiness zit en je hebt aan BTW en vermakelijkheidsbelasting ik weet niet hoe veel geld opgebracht, dat je dan opeens tot de orde wordt geroepen door… ja, weten die mensen veel wat er in jouw hoofd speelt… Kijk, als alles wat je op het toneel gedaan hebt, niet een kleine indicatie geeft van wat je op film van plan bent… Dat kan een faliekante mislukking worden, maar je moet het toch proberen. Eén keer in elk geval.’ (Skoop, oktober 1983)

De film krijgt op het Nederlands Filmfestival zowel de Persprijs van de Nederlandse filmcritici als een Gouden Kalf.
‘Op de slotavond van de Nederlandse filmdagen 1984 nam regisseur-producent Jos Stelling het Gouden Kalf in ontvangst voor De Illusionist. Hoofdrolspeler en mede-auteur Freek de Jonge stormde echter het podium op om mee te delen dat hij deze prijs weigerde. Het was duidelijk dat de samenwerking tussen die twee niet zou worden voortgezet.’ (NRC-Handelsblad, 20 september 1985)

Voor het uitreiken van een Gouden Kalf komt Robert De Niro naar Utrecht. Freek de Jonge herinnert zich dat zij elkaar daarna nog hebben gesproken en zelfs telefoonnummers hebben uitgewisseld. Volgens de overlevering heeft De Niro later op de avond in Amsterdam een aantal coffeeshops bezocht. Hij heeft nooit gebeld, dus het moet zo zijn dat hij daar het briefje is kwijtgeraakt.

Ondanks de goede recensies – Kees van Kooten noemt het ‘een wereldfilm’ – en de (met 45.000 betalende bezoekers) behoorlijke publieksaantallen wordt de film niet het kassucces dat budget schept om nieuwe filmprojecten mogelijk te maken.
De film start oktober 1983 in dertig filmzalen, draait uiteindelijk in acht landen en krijgt ook in het buitenland prijzen, zoals tijdens landelijke filmfestivals in Brazilië (publieksprijs 1985) en Moskou (1999).

Enige tijd lijkt het erop dat theater en film niet naast elkaar kunnen bestaan en dat Freek de Jonge zijn theaterloopbaan afsluit om voortaan films te kunnen maken.
Freek de Jonge: ‘De rechtstreekse confrontatie met een publiek heeft zo zijn beperkingen. Er wordt heel wat verwacht van de goede smaak van de artiest wil hij zich niet laten consumeren door zijn publiek. (…) Film heeft het voordeel dat je de eenheid van tijd, plaats en handeling kunt doorbreken. Ik houd van het monnikenwerk, de meditatie die het werken aan een instelling van tien seconden kan vereisen. Het klinkt pretentieus, maar wat Charlie Chaplin aan de mensheid heeft gegeven, kent zijn weerga nog niet. In die richting wil ik een poging wagen.’ (NRC-Handelsblad, 20 september 1985)

Die behoefte zal nog sterker worden als hij in 1985 in contact komt met Menachem Golan, de president van Cannon. Indirect leidt dat tot de film De Kkkomediant.

KRITIEKEN

‘Een droomachtige terugblik op de jeugd van een op het platteland opgegroeide theaterkomiek en diens haat-liefde-verhouding met zijn gestoorde broer. Een film zonder dialogen, die werd opgetrokken uit een bonte waaier van autobiografische notities en aantekeningen, symbolen, grappen en sentimenten die karakteristiek zijn voor Freek de Jonge. Met verbluffende flair werden die in beelden gebundeld door de schilderende filmer Jos Stelling. De film werd onderscheiden met het Gouden Kalf in 1984.’ (Speelfilmencyclopedie)

‘Nadat bij proefopnamen in de zomer van 1981 bleek dat het uitspreken van teksten uit De Tragiek in een Fries weiland “nooit iets kon worden”, werd het filmdebuut van de bij uitstek verbale theatermaker De Jonge een zeer visuele film zonder dialoog. Een enkele kreet, wat onverstaanbaar gemompel en de sterke score van Breuker begeleiden de geschiedenis van twee broers, misschien wel ego en alter-ego, uit een armoedig molenaarsgezin: een ambiteuze (De Jonge) die zijn liefde voor theater naholt, en een naïeve (Van der Woude) die in een inrichting belandt. Fantasie en “werkelijkheid” zijn onontwarbaar in het hoofd van de eerste, vanuit wiens herinneringen de film, flash-backgewijs, wordt verteld. De Illusionist is een even geestige als ernstig ontroerende film over onder meer de prijs van ambitie en het hervinden van onschuld. De Jonge: “Je kunt de film beschouwen als een voortzetting van het eind van De Tragiek, waar ik zeg: Broertje, ik kom eraan. De film is de hele tocht naar hem toe.”
De inventiviteit van Stelling en De Jonge (los van de veelgevoerde discussie over de artistieke eigendomsrechten, kan worden vastgesteld dat de film evidente kenmerken van Stelling vertoont), de timing van cutter Haanstra en de schitterende fotografie van Van de Sande resulteerden in een ontzagwekkend origineel, uniek produkt. Volgens de lezers van de Volkskrant de beste Nederlandse film van 1983, en na Sophie’s Choice, Ghandi en Fanny en Alexander de beste die er dat jaar te zien was.’ (Filmjaarboek)

DATUM

Uitgebracht op 6 oktober 1983.

MAKERS

Freek de Jonge (idee en scenario), Jos Stelling (scenario en regie), Hella de Jonge (aankleding, kostuumontwerp), Willem Breuker (muziek), Theo van de Sande (camera), Gert Brinkers (art-direction).

SPEL

Freek de Jonge (hoofdrol als een van beide broers), Craige Eubanks (illusionist), Gerrie van der Klei (assistente illusionist), Carel Lapere (opa), Gerard Thoolen (vader), Catrien Wolt­huizen (moeder), Jim van der Woude (verstandelijk beperkte broer).

PUBLICATIES

Geluid

LP De Illusionist. De originele muziek uit de film (1983).

CD De Illusionist/De Kkkomediant. Music by Willem Breuker for the films of Freek de Jonge (1985).

Beeld

De Illusionist maakt geen deel uit van de VHS-serie in 16 delen met de theatershows en oudejaarsconferences van Freek de Jonge. Binnen die serie is die andere film, De Kkkomediant, dan ook een vreemde eend in de bijt.

DVD in 8dvd-box (cassette met twee boeken met elk vier dvd’s) met acht films van Jos Stelling. Met naast De Illusionist onder meer de films Mariken van Nieumeghen (1974), De wisselwachter (1986) en No trains no planes (1999). Titel van de box: Jos Stelling (2005).

DVD in 10dvd-box met tien films van Jos Stelling: de acht hierboven genoemde, aangevuld met twee recentere Duska (2007) en Het bezoek (2010). Titel van de uitgave: JOS ­STELLING 10dvd Collection (2010).

DVD in 25dvd-box (cassette met vijf boeken met vijf dvd’s) met 25 Gouden Kalf-winnaars. Beste speelfilm 1981-2004. Titel van de box: Kalverliefde (2005).

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]