De Kkkomediant

‘Waarom stotter je eigenlijk?’, vraagt de zoon (gespeeld door zoon Jelle de Jonge) aan zijn vader, De Kkkomediant. ‘Dat is een lang verhaal’, antwoordt die. De zoon: ‘Daar was ik al bang voor. Kun je daar geen film van maken?’
Vervolgens stap je als kijker in die film en je ziet Freek de ­Jonge als straatacteur, die (op zijn Neerlands Hoops) zijn fel geëngageerde boodschap uitdraagt. Maar of hij nu getuigt of grapt: alles wat hij te melden heeft over de onafhankelijkheid van de republiek Chiquita, is aan dovemansoren gericht. Uit frustratie sluit hij zich aan bij het voorbijtrekkende circus Knieval (!) en kent daar grote successen. Totdat een lichamelijk gehandicapte man uit het publiek hem confronteert met de platheid van een grap over katholieke gehandicapten, opstaat (!) en boos de tent uit loopt. De komediant komt niet meer uit zijn woorden.
Een waarzegster helpt hem over zijn identiteitscrisis heen, maar als het daarna toch weer fout gaat, trekken vader en zoon voortaan met hun eigen kleine circus – een huifkar en een hond – door het land.

Zo simpel als dit verhaal verteld is, is de film niet. Want net zoals in de theatervoorstelling De Bedevaart, waarop de film gebaseerd is, komt meteen al de vraag aan de orde of je de essentie van het bestaan moet benadrukken of gebruiken. En ook alle andere motieven van De Bedevaart komen voorbij, zoals de worsteling met concentratie, materiaal en publiek en natuurlijk de eenwording met de leeuw. En ook de verhalen rond de wereldverbeteraar en de revolutionair (weliswaar verplaatst van de echte problemen in Nicaragua naar het verzonnen Chiquita), de rolstoelrocker op bedevaart en natuurlijk, als voornaamste filmlijn, de dompteur en zijn te temmen leeuw. Ook hier staat de vraag centraal hoe de komediant omgaat met zijn talent en hoe het talent met de komediant.

Ongeveer vijftig procent van de film bestaat uit (vanuit Theater Carré) geregistreerd materiaal van De Bedevaart. De andere helft grotendeels uit materiaal waarin de gebeurtenissen en verhaalpersonages uit die theatershow uit de verbeelding stappen en beeld worden.

COULISSEN

‘Het theater heeft voor mij zijn deuren gesloten. Ik kom daar de volgende jaren niet meer. Zeker niet voor het najaar van ’88 en zelfs dat durf ik nog sterk te betwijfelen. Het maken van een paar mooie films is nu het enige wat ik aan het leven nog kan toevoegen. Dat is nu mijn talent en mijn taak. In plaats van met de wanhoop van Baader-Meinhof op zeker moment een supermarkt in te stormen en daarmee de politiek de stok te geven om mij te slaan en de burgers angst aan te jagen, moet ik de mensen anders raken. Hen voortaan via het witte doek weer een beetje dichter bij hun oorsprong proberen te brengen. Daar ligt voorlopig mijn nieuwe tijdloosheid. (…) Er is in mij geen enkel verlangen meer om hartelijk toegejuicht te worden door 1700 fans in Carré. Ik wil nu alleen in de film nog ieders oorsprong laten zien.’ (Elsevier, 24 mei 1986)

‘Op toneel heb ik alles gekregen wat je als artiest kunt ontvangen. Na al die jaren is er toch iets van een vervlakking ontstaan tussen mij en het publiek. De verrassing was er een beetje af. Ik moest daarom letterlijk een scherm gaan trekken tussen mij en het publiek en dat is dus de film geworden. Nee, dat maakt me niet onzeker. De zekerheid in het theater berustte tenslotte ook op demagogie. Waar en hoe ik het vuurtje doofde, werd niet gecapteerd door de vijfhonderd mensen die langs de andere kant van het zaaltje waren binnengekomen. Het is een kwestie van sleet op de relatie. Ik heb nu twee films gemaakt en de kennis wordt natuurlijk steeds groter. Er was ook de vaststelling dat de mensheid het tegenwoordig zonder de magic van Charlie Chaplin moet stellen. Er worden geen echte lachfilms meer gemaakt. De humor van Hardy en Chaplin bestaat niet meer. Ik heb dat inderdaad gezien als een gat, als een lancune. (…) Ik voelde me dus ook door de leegte geroepen.’ (Elsevier, 24 mei 1986)

‘Er gaat niets boven de simpelheid van theater. Op een podium staan en mensen bezighouden. Film heeft z’n eigen sfeer en romantiek. Het is een naïef medium, het verhoudt zich tot theater als een stripverhaal tot proza. Film neemt een deel van je fantasie weg, als je op een podium gewelfd plafond zegt, heeft iedereen toch zijn eigen welving. Bij film kun je door de montage mensen weer in een andere roes brengen. Ik vind film sentimenteel, het is de enige kunstvorm die mij nog tot tranen kan roeren.
De volgende film heeft niets meer met theater te maken; het wordt een zelfstandig verhaal met weinig woorden. Volgens de dagbladen is dat een nieuwe trend. Waarschijnlijk ter compensatie van dat er te veel geluld werd in Nederlandse films. Ik doe het omdat ik niet de pretentie heb een dialoog te kunnen maken die bijdraagt aan het verhaal. En om voort te gaan op de weg van Chaplin, Laurel & Hardy en Tati. Sinds Tati is er geen film meer gemaakt waarin het beeld het werk doet. Chaplin en Tati leverden op hun manier maatschappijkritiek. Ik pas het beste in die categorie.’ (HP, 4 oktober 1986)

Jan Brokken: ‘Komieken lijken heimwee te hebben naar vroeger. Woody Allen heeft veel in zwart-wit gedraaid en jij maakt stomme films.’
Freek de Jonge: ‘Het is het verlangen naar de toekomst. Ik weet niet wie dat nog heeft. De toekomst ziet er niet zo aantrekkelijk uit. We moeten toch commentaar blijven leveren. Het realisme dat kleur suggereert, is weg als je in zwart-wit filmt. In films van Mel Brooks of Monty Python kan alles en dan valt ook meteen de bodem eruit. Als je het realisme wegneemt, hou je onschuld over. Die onschuld hebben we nodig voor de toekomst. (…)
Film is een nieuw medium voor mij. Ik moet een beeldverhaal leren vertellen. Dan kan ik het beste bij nul beginnen. Hitchcock heeft gezegd dat het voor de film een zegen was dat het technisch niet direct mogelijk was er geluid bij te doen, anders was het praten bij een plaatje geworden. Wat televisie nu is. Een volslagen oninteressant medium. In mijn films wil ik visuele grappen. Dat heb ik ook op Woody Allen tegen: veel te veel gebabbel.’ (HP, 4 oktober 1986)

‘De film verstomt mijn stem van maatschappelijke verontrusting helemaal niet. Film is natuurlijk een naïef medium. Theater zou je een veel intellectualistischer platform kunnen noemen. Of in schilderstermen uitgedrukt zou je kunnen zeggen dat ik van diep-realistisch naar naïef ga. Maar je kunt dat ook anders zien. Als mensen in een dictatuur iets kenbaar willen maken over het heersend regime, moeten ze naar geraffineerde middelen zoeken om hun verhaal vorm te geven. Zodanig dat alleen de goede verstaander die lijn uitplukt die ze naar voren willen brengen. In een vrije samenleving kan alles gezegd worden, kan veel harder gevloekt en geschreeuwd worden. Dat is misschien plezierig, maar komt het kunstwerk niet noodzakelijkerwijze ten goede.
Wel, in de woordloze film bevind ik mij in feite in een dictatuur. Ik moet nu proberen wat ik in het theater onversneden kwijt kon op een andere, zachtere manier te zeggen. Ja, dat heeft misschien te maken met het ouder worden. Ik heb nu alleen nog maar het gevoel dat ik mensen voor me in wil nemen, niet meer van me weg wil schoppen. Wat niet wegneemt dat in mijn nieuwe film ook een aantal dingen zitten die op z’n minst bizar en grof zijn. Niet bepaald super-toegankelijk.
De woordloze film intrigeert me des te meer daar ik als geen ander de beperking van het woord heb ervaren. Dat was mijn gezelschap, mijn wapenrusting. Maak ik heb lang geleden aangevoeld dat voor alles wat je rechtstreeks zegt er slechts weinigen geïnteresseerd zijn. Je moet altijd naar een vorm blijven zoeken en dat kan dus even goed in beelden als in woorden.’
(Elsevier, 24 mei 1986)

Na Orlow Seunke (documentaire Neerlands Hoop) en Jos Stelling (De Illusionist) werkt Freek de Jonge voor deze film met Casper Verbrugge. Zij ontmoetten elkaar op een festival in Toronto. Freek de Jonge: ‘Met De Illusionist heb ik veel geleerd. Bij deze film heb ik geleerd dat het productioneel veel soepeler kan lopen. De Illusionist was in dat opzicht een verschrikkelijke bevalling.’ (Oor, 20 september 1986)

‘De samenwerking met mijn zoon is vrij logisch; we hadden iemand nodig die mijn zoon moest spelen en als ik een ander genomen had, zou ik die jongen het gevoel hebben gegeven dat ik niet in hem geloofde. Hij vindt het leuk om te doen, hij is er bekwaam in, hij doet al twee jaar aan Kinderen voor Kinderen mee, hij zit een beetje in dat vak te wroeten. We mogen niet hopen dat hij ermee doorgaat. (…) Maar als zijn ambitie daar ligt… misschien wordt hij een begenadigd operazanger, dat was nooit mijn sterkste punt.’ (HP, 4 oktober 1986)

The Cannon Group (eigenaar van onder meer de filmtheaters Tuschinki en City) produceert de film en de filmmaatschappij draagt voor een derde deel bij aan de financiering. Cannon-president Menachem Golan is in Nederland op bezoek en ziet, bij toeval ziek op zijn hotelkamer, de televisieregistratie van Stroman en Trawanten. Hij nodigt Freek de Jonge de volgende dag uit voor een gesprek. Freek de Jonge: ‘We zijn overeengekomen eerst De Bedevaart te maken, een low budget-produktie als proefboring. De film wordt in twintig dagen opgenomen, waarvan acht tijdens mijn optredens en repetities in Carré. Maar er zitten ook buitenopnamen bij, om de voorstelling een beetje open te werken.’ (NRC-Handelsblad, 20 september 1985)

Deze film gaat niet De Bedevaart (The Pilgrimage) heten en ook niet De Zoon van De Bedevaart, zoals hij meldt wanneer duidelijk is dat zoon Jelle erin mee gaat spelen, maar De Kkkome­diant.

Het plan is dat Cannon daarna Freek de Jonge een grote filmproductie voor de internationale markt laat maken, die hij ook zelf gaat regisseren. Vergeet-Mij-Niet/Forget-Me-Not. En ­Cannon overweegt ook The Illusionist en The Pelgrimage in de hele wereld uit te brengen. Als de film niet De Bedevaart gaat heten maar De Kkkomediant, wordt de buitenlandse voorlopige titel niet The Pelgrimage maar The Ppperformer.
Ook Vergeet-Mij-Niet is gebaseerd op een theatervoorstelling: Een Verademing. Daarin zit het verhaal van een tuinman die in een wereldstad zijn plantsoentje met lievelingsbloemen probeert te beschermen tegen het geweld van de stadsontwikkelaars.
Freek de Jonge: ‘Ik denk dat ik het scenario van Vergeet-Mij-Niet samen met iemand anders zal schrijven. (…) Het liefst draai ik Vergeet-Mij-Niet helemaal in de studio met kunstmatige decors en optimale controlemogelijkheden. (…) Uiteindelijk is het simpelweg een kwestie van: mag ik het doen of niet? Als uit die ene film blijkt dat ik het niet kan, dan is het jammer en houd ik ermee op. Maar als het enigszins mogelijk is, ga ik door. Ik wil een paar films maken, gaan bouwen aan een heus filmoeuvre.’ (NRC-Handelsblad, 20 september 1985)

Na De Kkkomediant, die met een miljoen ook veel duurder uitvalt dan de geraamde vier ton, ziet Cannon af van verdere samenwerking.

In Hollywooddream, het tiende deel van De Vergrijzing, komt Freek de Jonge uitvoerig terug op deze periode.

KRITIEKEN

‘Stukken uit De Bedevaart zitten “letterlijk”, als een soort registratie, in de film, andere delen zijn verwerkt in een op zichzelf staande film. Een mengvorm, bedoeld als poging om de theatershow niet zonder meer te registreren, maar in film om te zetten. Casper Verbrugge, die met de korte films De oppas en De vogelmens al enige jaren de naam heeft een talent te zijn, heeft Freek de Jonge gesteund in deze overgang naar film, twee jaar nadat Jos Stelling in een artistiek gevecht met Freek De Illusionist maakte. De poging kan niet helemaal geslaagd genoemd worden. De Kkkomediant is een lappendeken, waarin de theaternummers heel mooi in beeld zijn gebracht en het leukst zijn om te volgen, maar in feite zo overheersen dat de “filmische” momenten overbodige rompslomp lijken. Het sterkst is de film in het begin, later wordt het steeds meer vulwerk tussen de theaternummers door, gemaakt door iemand die de hele dag bezig lijkt met videoclips, bedoeld voor Veronica-jongeren. Beeldspelletjes, die alleen maar vorm zijn.
De Kkkomediant is bedacht vanuit het theater, niet vanuit film en daarom levert het geen “echte” film op. Wanneer Freek de Jonge uit het theater wil overstappen naar de bioscoop kan hij beter met een idee of verhaal starten dat hij niet eerder al heeft uitgewerkt in een theatershow.
Freek had misschien beter kunnen kiezen voor een registratie van De Bedevaart in plaats van een film als De Kkkomediant. Dat had in elk geval een eenheid van stijl opgeleverd. En het zichtbare vermogen van Casper Verbrugge om zo’n registratie tot meer te maken dan een technisch dode televisieopname is bewonderenswaardig genoeg. Want ongeacht de mislukking van De Kkkomediant als film is er genoeg te zien en zijn er genoeg leuke en ontroerende momenten. Zoals die ook in De Bedevaart zaten. Alleen vanavond niet in Carré, maar in bijvoorbeeld Camera 4 te Groningen. Dat is inderdaad een hele overgang.’ (Peter van Bueren in de Volkskrant, 25 september 1986)

‘Hoe moet dat nu verder met de filmcarrière van Freek de Jonge? Achteraf bezien blijkt het succes van De Illusionist toch voornamelijk te danken aan de filmische instincten van Jos Stelling, ook geen wonder van logische coherentie, maar wel iemand die De Jonge’s neiging tot stuurloosheid in de hand kon houden. Aan een soloregie van een volwassen lange speelfilm lijkt De Jonge, in tegenstelling tot Verbrugge, nog niet toe, maar misschien moet hij, om het af te leren, toch maar een keer ontdekken dat de bewonderde Chaplin niet zo gemakkelijk na te volgen valt. Zonder regisseur, aan wie altijd de schuld gegeven kan worden, zonder circusdirecteur, die in De Kkkomediant voor De Jonge’s voormalig zakelijk parner bestemde (…) verwijten moet incasseren, en zonder publiek zou De Jonge pas echt met lege handen staan. Het lijkt me een betere basis voor deemoed dan De Jonge’s huidige luxe twijfels, die een weinig authentieke indruk maken.’ (Hans Beerekamp in NRC-Handelsblad, 26 september 1986)

DATUM

Release september 1986.

MAKERS

Freek de Jonge (idee en scenario), Casper Verbrugge (scenario en regie), Hella de Jonge (art-direction/wardrobe), Willem Breuker en Henny Vrienten (muziek), Jules van den Steenhoven, Cees Samson en Peter de Bont (camera).

SPEL

Freek de Jonge (komediant), Hugo Van Den Berghe (dompteur), Johnny van Elk (assistent), Jelle de Jonge (zoon), Jan Rauh (circusdirecteur), Rosita Tamara (waarzegster). Daarnaast veel figuranten.

PUBLICATIES

Geluid
CD De Illusionist/De Kkkomediant. Music by Willem Breuker for the films of Freek de Jonge (1985).

Beeld
De Kkkomediant maakt deel uit van de VHS-serie in uiteindelijk 16 delen. Dit in tegenstelling tot De Illusionist en in strijd met het uitgangspunt. De videobanden zijn immers aangekondigd als de registratie van Freek de Jonge’s theatershows en oudejaarsconferences. Aan dit negende deel van de serie is de oudejaarsconference De Finale toegevoegd (1986).

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]