Freek en Hella lezen voor

Op 11 december 2006 houdt Hella de Jonge in De Balie te Amsterdam de jaarlijkse SLAA-lezing. SLAA staat voor Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam. Zij vertelt over grenzen: ze gesteld krijgen, ze overschrijden en ze zelf opnieuw stellen. Oftewel: het Los van de wereld komen, wat de titel is van haar eerder dat jaar verschenen literaire debuut. Ze wordt vervolgens geïnterviewd over haar boek en tot slot zingt Freek de Jonge liedjes, waarbij hij zichzelf begeleidt op piano, bijgestaan door Cok van Vuuren op gitaar.

Freek de Jonge in de schaduw dus van zijn vrouw, die eerder zelf in zijn schaduw stapte door haar kunstzinnige talent aan het zijne op te offeren, zoals door het ontwerpen en maken van kleding, decors en belichting. Met haar boek verlegt Hella de Jonge haar grenzen. Of zoals zij letterlijk in haar lezing zegt:

In mijn werk legde ik mijzelf nooit grenzen op, daar werd ik vanzelf door de techniek begrensd. Als ik bijvoorbeeld een vrouw op één teen op een schildpad wilde laten dansen, kon dat niet. De massa van de klei zorgde ervoor dat ze omviel. De essentie voor de kunstenaar is het zoeken naar de uiterste grens tussen het mogelijke en onmogelijke. In de loop der jaren heb ik bij het maken van kostuums, rekwisieten en decors door het verzamelen van materiaalkennis en door telkens naar nieuwe vormen te zoeken mijn grenzen steeds verder kunnen verleggen. Het boek werd zo’n nieuwe vorm. Tijdens het schrijven merkte ik dat ik op dezelfde manier bezig was een beeld te scheppen als met klei. Eerst het staketsel construeren en daaromheen het lichaam boetseren, vervolgens met het mes delen afsnijden en verplaatsen tot een evenwichtig geheel ontstaat.

Ook in het theater is zij dan even niet de vrouw achter het licht, maar de vrouw in het licht. Het kabinet is gevallen, de verkiezingen zijn met een half jaar vervroegd en Freek de Jonge’s verkiezingsconference De Stemming 2006 dus ook. De tournee die voor De Stemming gepland stond tot en met mei 2007 gaat gewoon door, maar dan met twee andere voorstellingen: eerst Hella en Freek de Jonge lezen voor uit eigen werk en daarna De Toeschouwer.

Op 28 november 2006, een week na de rechtstreekse tv-uitzending van De Stemming 2006, start Hella en Freek de Jonge lezen voor uit eigen werk. Daarin staat in het deel voor de pauze haar roman Los van de wereld centraal. En in de tweede helft zijn boek De Toeschouwer, een nieuwe bundeling van zijn thea­terteksten tot en met 2006. Hella en Freek de Jonge lezen voor uit eigen werk loopt naadloos over in De Toeschouwer, welke voorstelling Freek de Jonge van februari tot mei en vervolgens ook nog in oktober 2007 zal spelen. Ook dat programma is opgebouwd rond die gebundelde theaterteksten. En tijdens die reprise van De Toeschouwer start hij met alweer een nieuw programma: De Laatste Lach.

In haar romandebuut Los van de wereld verhaalt Hella de Jong over haar joodse ouders: Eli Asser en Eva Croiset. In de oorlog verliezen die nagenoeg iedereen die hen dierbaar is, terwijl ze zelf overleven door weg te vluchten van de zieken voor wie ze zorgen. Hun leed dragen ze altijd met zich mee, ook al wordt Eli Asser een gevierd tekstschrijver en ook al hebben ze veel sociale contacten. Juist in de beslotenheid van het gezin komen het verdriet en zeker ook de symptomen van een ernstig oorlogstrauma tot uiting. Van de drie kinderen lijdt Hella daar het ergst onder, terwijl haar ouders zich geen raad weten met hoe zich dat uit bij haar, zoals door niet te eten. Ze bloeit op als ze viool kan spelen en goed gaat dansen. Op haar zeventiende moet ze uit huis, gaat op zichzelf wonen, ontmoet Freek de Jonge en trouwt met hem. Als jaren later hun tweede kind sterft, zoekt Hella troost bij haar moeder. Dan blijkt dat voor haar moeder zelfs dit verdriet niet op kan tegen de herinneringen aan die vreselijke oorlog. De afstand tussen moeder en dochter laat zich niet meer overbruggen. Tijdens de begrafenis van hun moeder noemt Hella’s zus haar medeverantwoordelijk voor de dood van die moeder. In die schokkende gebeurtenis vindt dit boek zijn oorsprong. Maar meer nog dan als een verhaal over haar verleden, laat Los van de wereld zich lezen als een eerbetoon aan het leven dat zij nu leidt, aan de overwonnen pijn, het overwonnen verdriet.

Hella en Freek de Jonge lezen voor uit eigen werk begint met Freek de Jonge die, bijgestaan door zijn vier vaste muzikanten, De vondeling van Ameland zingt. Dan introduceert hij Hella de Jonge met een anekdote over hun ontmoeting, waarna zij plaats neemt achter een tafeltje, passages uit haar boek voorleest en er tussendoor over vertelt. Zij introduceert op haar beurt violiste Emmy Verhey die, eerst als soliste en daarna in duet met Cok van Vuuren, muziek van Bach en Massenet vertolkt. Na drie kwartier komt Freek de Jonge oplopen, ‘want anders denken ze: waar blijft hij de hele tijd?’ Hierna beantwoorden ze samen vragen uit het publiek die, gezien het verloop van de avond tot dan toe, voornamelijk over Hella’s boek gaan. Daardoor krijgt de voorstelling ook de vorm van een boekpresentatie, wat het in wezen ook is en hoe het ook begon. Hella en Freek de Jonge hadden Emmy Verhey gevraagd te spelen bij een eenmalige voorleessessie in Naarden. Het succes van die middag leidt tot de vraag of ze wil meespelen tijdens een kort toertje.
Vanaf dat moment in de voorstelling nemen Emmy Verhey en vervolgens ook Hella plaats in de begeleidingsband van Freek in het liedrepertoire dat in zijn laatste voorstellingen centraal staat, zoals Doodsangst, En toen ik achttien was, Jerusalem, Srebrenica, De stem van vader, Vergeet mij niet en Wees niet bang (zowel op de nieuwe muziek van Robert Jan Stips als later op de melodie van Henk Hofstede), aangevuld met de Neerlands Hoop-klassieker De Muur. En hij leest of vertelt, vaak met amusante inleidingen vol uitweidingen, conferences uit De Toeschouwer, zijn nieuwe boek. Dat zijn heel oude (Vader onaneert weer en Slagboom, beide uit De Mars), recentere (De hoorn des overvloeds, uit De Grens, en Fabel en sprookje en Standbeeld, beide uit (Freek) Kortgehouden) en nieuwe, zoals Schriftlezing, afkomstig uit De Dienst van Freek.

En na ruim twee uur wordt het tijd voor de boekverkoop.

Nog tijdens de tournee van Hella en Freek de Jonge lezen voor uit eigen werk, in februari 2007, start hij met De Toeschouwer. In dezelfde bezetting, al laat Bart de Ruiter zich vervangen door Bart Wijtman, bassist van Ocobar, waarvan ook Cok van Vuuren deel uitmaakt. Maar dus ook deze keer met medewerking van violiste Emmy Verhey. Doordat Freek de Jonge de aandacht nu niet hoeft te delen met (het boek van) Hella, kan hij een veel ruimere keuze maken uit alle conferences en nu ook uit de langere verhalen uit zijn bloemlezing van theaterteksten. Binnen dit repertoire brengt hij tijdens de tournee ook naar hartelust wijzigingen aan, bijvoorbeeld vanwege de plaats waar hij speelt of actualiteit die zich aandient. Ook voor het gezongen repertoire is een nieuwe keuze gemaakt en ook die ligt niet vast.
In maart 2007 verschijnt Wees niet bang. Mijn 101 mooiste liedjes. Daarin is ook Lied van de oude geliefden (naar Brels Chanson des vieux amants) opgenomen. Hij zingt het lied, oorspronkelijk afkomstig uit Parlando (2002), in deze voorstelling elke avond rechtstreeks naar Hella toe, die hem op viool begeleidt. Zo krijgt zij ook in dit vervolg een ereplaats.

In oktober 2007 herneemt hij De Toeschouwer nog een maand, maar nu zonder Emmy Verhey. Zij wordt beurtelings vervangen door Ebred Reijnen en Herman van Haaren. Reijnen speelde onder meer bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest en Van Haaren bij het Metropole Orkest.
Op 16 oktober speelt Emmy Verhey wel nog één keer mee. In Muziekgebouw aan het IJ speelt Freek de Jonge De Toeschouwer eenmalig in grote bezetting: met ook medewerking van de Nits en Ocobar. Inmiddels is hij dan al, maar zonder ruchtbaarheid, aan De Laatste Lach begonnen.

COULISSEN

In haar SLAA-lezing, op 11 december 2006 in De Balie, leest Hella de Jonge fragmenten voor uit haar roman en vertelt zij erover. Vooral natuurlijk over haar ongelukkige jeugd als kind van ouders met een oorlogstrauma. De verschrikking daarvan ervaart zij onoverkomelijk als zij zelf haar kind verliest:

‘Dit mag je nooit gebruiken!’ Het leek of Freek het uitschreeuwde. Het bracht me aan het wankelen. Waar had hij het in godsnaam over? Het was het eerste wat hij zei, toen we verdwaasd tegenover elkaar op het duin in Texel stonden. Verscheurd door de schok. Grote, donkere wolken hadden zich rond mijn hoofd samengetrokken. ‘Wat bedoel je?’ ‘Dit mag je nooit gebruiken zoals jouw ouders de oorlog gebruikt hebben!’ (…)
Tijdens de reis naar Texel is ons kleine mannetje in de trein of in de bus, terwijl we hem nog lachend gefilmd hadden, in stilte vertrokken. Hij heeft niet meer gesnikt. Hij heeft niets meer van zich laten horen. Hij heeft zijn hoofdje in het kussentje van zijn kinderwagen gelegd en is zachtjes doodgegaan. En nu mocht ik zijn dood niet gebruiken? Verward stonden we tegenover elkaar op het duin. Mijn handen duwden Freek van me af. Ik wilde niet dat hij me nog verder aanraakte. Hoe kon hij zoiets zeggen? Het duurde vele jaren voor ik begreep wat hij op dat moment bedoeld had. Zijn woorden dreunden maar door mijn hoofd, maakten mij bang. Hoe kon hij dit vergelijken met de oorlog? Ik wilde immers niet zo zijn als mijn ouders.
Ik verkrampte. Heel langzaam begon het tot me door te dringen dat je je niet op leed kan laten voorstaan. Alle mensen lijden. Leed is iets waar je een vorm voor moet vinden. Leren de betrekkelijkheid ervan in te zien waardoor je anders naar het leven kan gaan kijken. Die ene zin daar op die duintop, waar grassprieten traag om mijn voeten bewogen, heeft me uiteindelijk het inzicht gegeven wat ik met mijn leed zou kunnen doen. (…)
Waar was je mama, toen ons kind op het witte satijn in zijn kistje lag? In zijn roze-rood gestreept kruippakje. Opgebaard op een grote tafel onder een reusachtig kruis dat zo schuin over hem heen hing dat het leek of hij er ieder moment onder bedolven kon worden. Werd er over hem gewaakt of was het de straf van God? Ik was altijd zo bang gemaakt voor het geloof en nu boog Jezus Christus zich behoedzaam en tegelijkertijd dreigend over ons kindje. Ik was nog zo jong en Jezus Christus zo kolossaal. Ben je toen al doodgegaan in mij, uit mijn gevoel verdwenen?
Waar was je, mama? Ik hield zo van je. Ik vond je zo mooi. Ik wilde altijd dicht bij je zijn. Het maakte me niet uit hoe vaak ik mijn doorslagwerkje uit moest halen. Ik wilde alles voor je doen. Ook al was jij boos, op de wereld, op mij. Je zat woest gespannen achter je naaitafel fanatiek steken door de stof te trekken. Jasje na rokje, na bloesje. Alles helemaal alleen voor jezelf. Om je aan de buitenkant mooier te maken terwijl je van binnen kookte.
Waar was je om mijn hand vast te houden toen we daar op dat eiland stonden met een dode baby? Ik had hem zo onnatuurlijk in zijn kinderwagen aangetroffen en hem hardhandig omgedraaid. Het was mijn baby niet meer. Zijn gezichtje was aan de ene kant wit en aan de andere kant paars. Hij werd door een vreemde uit mijn handen gehaald en verdween slap als een lappenpopje over een schouder het hotel in. Ik wilde naar huis. Alleen maar naar mijn huis. Veiligheid zoeken bij jou, mama. Tegen je aan kruipen, huilen bij jou, jouw oorlelletje vasthouden. Geen seconde ging de gedachte door me heen dat jullie mijn thuis niet meer waren. Dat je me misschien nooit een thuis hebt kunnen geven, omdat jullie zelf ontheemd waren.
Vertrokken voor een korte vakantie met z’n vieren, keerden we ontredderd met z’n drieën op de Zandhoek terug. Freek, onze kleine Roos en ik. Terug op de zwart-witte plavuizen die ik ooit een keer ondergekotst had. Je had me het stinkende braaksel zelf op laten ruimen.
Daar zat je, mama, als een bonk ijs. Tegenover je zat de huisarts, voor jou, moeder, om jouw bloeddruk te meten. Jij had al te veel meegemaakt, jij moest beschermd worden. Wat deed je dochter je nu weer aan? Dat kon je er niet meer bij hebben. Jij, mijn moeder, bleek een onvolwassen groot mens. Dit was niet meer mijn huis. Ik had me vergist. Ik had troost bij jou gezocht. Maar besefte nu dat ik die bij jou niet zou vinden. Ik had het gevoel dat ik moest kotsen. Ik moest die kamer uit. Weg van die zwart-witte plavuizen. Ik rende naar buiten, naar de brug. Ik had geen thuis.

En tenslotte trekt zij het door door het betekenis te geven in het heden:

Nadat het boek gepubliceerd was, kwam ik er via interviews achter dat ik geprobeerd heb het aanzien van de dood om te draaien zoals ik ons kind in de kinderwagen omdraaide. Wit. Paars. Ik wilde de dood een ander gezicht geven. Niet verdrietig blijven en mijn omgeving er mee belasten zoals ik gewend was. Het anders doen. Proberen opgewekt te leven met de dood. Door de dood niet uit de weg gaan. Op mensen afstappen. Durven praten, durven huilen. De dood aanvaarden. (…)
Vijfenvijftig jaar. Ik leef. Heb mijn angsten overwonnen. Heb het van mijn ziekte gewonnen. (…) Als ik naast mijn man in bed lig, mag ik mijn hoofd op zijn borst zonder haartjes leggen en me licht tegen hem aandrukken. Hij streelt mij zacht en weet precies waar mijn littekens zitten. Overal, over mijn hele lichaam. Hij doet mij geen pijn. Bemint mij, bemint zichzelf en staat mij toe mijzelf te beminnen.
Ik zoek zijn hand. Ik vind zijn hand. Zijn grote hand, mijn kleine hand. Ik knijp erin. Moet huilen. Mijn tranen smaken naar troost. Ik laat mij troosten, ik ben veilig onder de dekens. Ik duw hem niet weg, zoals ik op dat duin gedaan had. Ik krul me dicht tegen zijn grote lichaam aan. Ik streel de rimpels op zijn hoge voorhoofd. Kus zijn bijzondere hoofd waarin het brein voortdurend in beweging is. Ik wil hem troosten. Mijn natte tranen over zijn ingevallen wangen wrijven. Tranen van geluk. Omdat ik durf te blijven staan op het duin waarvan de top steeds hoger wordt. Ik sta tegen hem aan. Het duin begint langzaam te bewegen.
Ons kind zweeft boven ons op een wolk en wij cirkelen eromheen. Zoon, wat heb je ons veel gegeven. We zijn nog altijd bij elkaar. Wat heb je me veel geleerd. Geleerd dat een portret niet alleen de dood is in de kamer. Maar dat de dood ook lief kan zijn. Een wolk. Een baby.

Van 4 t/m 30 september 2007 is er een duotentoonstelling van Hella en Freek de Jonge in Galerie De Meerse, onderdeel van de Hoofddorpse Stadsschouwburg. Uit de perstekst:

Galerie De Meerse is trots om een zeer bijzondere primeur aan te mogen kondigen. Voor het eerst zullen Hella en Freek de Jonge hun gezamenlijke beeldende kunst exposeren. De tentoonstelling die zij zelf samenstelden, omvat onder meer een serie van tien keramische mozaïeken die Hella en Freek samen hebben vervaardigd. Hiernaast zijn er verschillende kostuum- en decorfoto’s, prachtige beelden en een bijzonder theaterkostuum te bewonderen.
Uniek aan de tentoonstelling is dat er voor het eerst werk te zien zal zijn dat Hella en Freek de Jonge samen vervaardigd hebben. Uit rest- en afvalmateriaal creëerden zij grote kleurige mozaïektableaus van een meter bij een meter groot. De achtergrond van elk werk volgt telkens een gelijk patroon, terwijl op de voorgrond thema’s als beknelling en ontsnapping centraal staan.
De carrière van Freek de Jonge omvat sinds zijn Neerlands Hoop-tijd vele theatervoorstellingen, liedjes en conferences. Zijn vrouw Hella werkte hierbij steeds nauw samen met haar man als kostuum- en toneelbeeldontwerpster, violiste en muze. Hiernaast werkte Hella de Jonge ook aan haar eigen beeldende-kunstprojecten die los stonden van de theatervoorstellingen van haar man. Een voorbeeld hiervan zijn haar beelden van prachtig vormgegeven wezens die het midden houden tussen mensen en sprookjesfiguren. Hiervan zal een selectie te zien zijn op de tentoonstelling.
De tentoonstelling in Galerie De Meerse is tot stand gekomen in het kader van de jaarlijks terugkerende serie ‘Een theatermaker aan de muur’. Hierbij worden theatermakers uitgenodigd hun beeldende werk te exposeren.

De uitgave met gebundelde theaterteksten heet De Toeschouwer. Ook verschijnt De Toehoorder: een 2cd met repertoire (liedjes en enkele conferences) dat hij in april en mei 2007 heeft opgenomen tijdens optredens.
Februari 2012, precies zes jaar na Los van de Wereld, verschijnt bij Uitgeverij De Bezige Bij het tweede literaire boek van Hella de Jonge, getiteld Spring (werktitel). Spring vertelt haar levensverhaal: een verhaal over vriendschap, haar strijd met haar auto-immuunziekte en het oorlogsverleden van haar tante. Maar ook over de onverbrekelijke liefde en samenwerking tussen twee kunstenaars.

SPEELDATA

Hella en Freek de Jonge lezen voor uit eigen werk: 28 november 2006 t/m 6 maart 2007.
De Toeschouwer: 28 februari t/m 3 mei en 14 t/m 31 oktober 2007.

SPEL

Hella en Freek de Jonge lezen voor uit eigen werk: Hella en Freek de Jonge. Met Leon Klaasse (drums), Bart de Ruiter (bas), Robert Jan Stips (toetsen) en Cok van Vuuren (snaren). Gastmuzikante is Emmy Verhey (viool).

De Toeschouwer (februari – mei 2007): Hella en Freek de Jonge. Met Leon Klaasse (drums), Robert Jan Stips (toetsen), Cok van Vuuren (snaren) en Bart Wijtman (bas). En als gastmuzikanten Emmy Verhey en Hella de Jonge (beiden vioool).

De Toeschouwer (oktober 2007): Hella en Freek de Jonge. Met Leon Klaasse (drums), Robert Jan Stips (toetsen), Cok van Vuuren (snaren) en Bart Wijtman (bas). En als gastmuzikanten op viool afwisselend Ebred Reijnen en Herman van Haaren.

LICHT

Omdat Hella zelf op het podium staat, moet dat iemand anders doen, te weten Tom Telman, die al vanaf 1994 als lichtontwerper en decorbouwer betrokken is bij voorstellingen van Freek de Jonge. Net als Peter de Bruin maakt hij deel uit van de technische crew van de Nits en sinds Dankzij de Dijken is de samenwerking blijven bestaan.

PUBLICATIES

Tekst

Freek de Jonge: De Toeschouwer. Theaterteksten 1969-2006. Eerste druk, 2006; tweede druk, 2007. Het eerste deel van deze teksten (pagina’s 5 t/m 347) verscheen eerder als De Rode Draad (1995).

Hella de Jonge: Los van de wereld. Eerste t/m zevende druk 2006; achtste en negende druk 2007; tiende druk als pocketuitgave 2008 en elfde druk als grote-letterboek 2010.

Hella de Jonge leest Los van de wereld. 4CD-luisterboekuitgave (2007).

Hella en Freek de Jonge: Deca Trapezia (2009). Boekje rond tien keramische mozaïeken die Hella en Freek samen hebben vervaardigd. Nadat die in Galerie De Meerse zijn geëxposeerd, zijn ze aangekocht door het Duisenberg Auditorium van ­Rabobank Nederland. Het boekje is samengesteld door dochter Roos de Jonge en in opdracht van de bank gemaakt ter gelegenheid van de onthulling.

Geluid

2CD De Toehoorder (2007).

CDS Aandacht (2007).

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]